Over reizen en vakantie
Bij 'reizen' denken we meestal aan een verblijf in het buitenland. En dan minimaal een heel lang weekend. Anders noemen we het vaak een 'dagje of weekendje' weg. Hoe noemen we dan het dagtochtje naar de dierentuin? Of het weekend naar de sauna ergens in Nederland? Is er eigenlijk wel een definitie van het woord reizen dat alle ladingen dekt?
Uit diverse bronnen op internet komt de volgende definitie naar voren:
REIZEN IS JE VRIJWILLIG VERPLAATSEN NAAR ERGENS ANDERS DAN WAAR JE BENT.
Kijk. Dat is duidelijke taal. Want dat betekent zowel het elke dag op en neer reizen tussen werk en huis, een trip van twee maanden door Amerika of dat weekendje weg in eigen land.
Andere omschrijvingen van reizen zijn: Een reis ondernemen; een tocht of reis maken; uitgaan, onderweg zijn, rondreizen, toeren, rondtoeren, rondtrekken, van plaats tot plaats reizen, zich verplaatsen; trekken.
En toch zien we reizen tussen werk en huis niet echt als 'reizen' in de zin van ontspanning en vakantie. Je gaat niet op reis naar je werk, maar je verplaatst je wel.
De vraag
Dus vraag ik me af: is een dagje uit ook reizen, een reis maken, een tocht maken? Is een weekendje weg een vakantie? En dat brengt me dan gelijk op de vraag: wat is dan de definitie van 'vakantie'. Is dat inderdaad een periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken?
Heeft iemand die niet (meer) werkt geen vakantie? Moet je voor het hebben van een vakantie ook op reis?
Ik ben heel benieuwd naar jullie mening. Wat is voor jou 'reizen' en 'vakantie'?