Eerst Sibiu, dan de Romeinen
Artikelindex
Langs de noordgrens van het Balkanschiereiland wordt gewerkt aan de zogeheten Roman Emperors Route, een culturele trip langs Romeins erfgoed in Roemenië, Bulgarije, Servië en Kroatië. Puur op reis ging een aantal dagen mee op inspectie langs bezienswaardigheden op de Balkan, te beginnen in Sibiu. En op die manier sta je dan ineens in het hart van Roemenië in een middeleeuwse handelsstad, in de 12de eeuw door Duitse immigranten gesticht onder de naam Hermannstadt.
Sibiu - een kleine 130.000 inwoners, onder wie nog zo’n 1500 Duitsers - ligt in het zuiden van Transsylvanië, een streek die menigeen wellicht doet huiveren vanwege de verhalen over graaf/vampier Dracula en het monster van Frankenstein. In de oude binnenstad is van enige spanning weinig te merken, althans vandaag niet. Er wordt gewandeld in het laatste licht van de dag, vanuit menig kerkgebouw klinkt gezang, op het grote plein zijn de voorbereidingen van een feest in volle gang. Kortom, op het eerste gezicht een pover provinciestadje. Echter, Sibiu is mooi, monumentaal mooi. Het strijklicht valt op eeuwenoude panden met kleine dakkapellen (‘de ogen van Sibiu’), op wachttorens, op historische kerken; wie er een laagje sneeuw bij bedenkt, mag met een gerust hart de naam Anton Pieck laten vallen.
Kathedraal en Aya Sophia
Sibiu's pronkstuk van kerkelijke bouwkunst is zonder enige twijfel de orthodoxe kathedraal, die van binnen een begin 20ste-eeuwse kopie is van de 6de-eeuwse Aya Sophia in de Turkse stad Istanboel. Met name voor de schilderingen aan het plafond is het gebouw een bezoek waard. Verder vind je in Sibiu nog een gotische kerk uit de 15de eeuw, een barokke rooms-katholieke kerk uit de 16de eeuw, een Grieks-katholieke kerk en twee kleinere reformatorische kerken.
Liefhebbers van schilderkunst doen Sibiu echter vooral aan voor museum Brukenthal, dat met zo’n 1200 werken van de 15de tot de 18de eeuw een keur aan schilderijen kan tonen uit onder meer de Vlaams-Nederlandse, Italiaanse, Spaanse en Duitse school. Het nationale museum, ondergebracht in het paleis van de toenmalige gouverneur van Transsylvanië, Samuel von Brukenthal, ging voor het publiek open in 1817 en is daarmee een van de oudste kunstinstellingen van Roemenië.
Partijkantoren en de Leugenbrug
De tijd voor museumbezoek ontbreekt helaas, het blijft bij wandelingen door de stad. De autovrije winkelstraat oogt als een zoektocht naar het westen. Veel drankwinkels en horeca, filialen van ketens als Zara, pandjes met lokale helden als Transilvania Tattoo, een rits exchange offices die allemaal 0 % comision rekenen, plus de nodige aanbieders van mobiel belplezier (‘Euro GSM’). Opvallend zijn de kantoren van politieke partijen van linkse en rechtse signatuur, met prachtige namen als Partidul Social Democrat organizatia municipiului Sibiu en Partidul Democrat Liberal organizatia Sibiu.
Aangekomen bij het Kleine Plein, Piata Mica, ben je ook bij de Leugenbrug, de Podul Mincinosilor. Rond de ijzeren brug uit 1859 doen veel verhalen de ronde. Een ervan is dat de brug zal instorten wanneer er een onwaarheid op wordt verteld. In deze versie gelooft echter niemand meer sinds Nicolae Ceaușescu (1918-1989) er als staatshoofd een toespraak hield…
Alba Iulia, de andere hoofdstad
De volgende dag verlaten we in alle vroegte Sibiu, Europa’s Culturele Hoofdstad van 2007, om naar Alna Iulia te gaan, de hoofdstad in Romeinse tijden. De kleine stad aan de Mures, in de centrale regio Transsylvanië, kent een geschiedenis van tientallen eeuwen. Gebouwd als Apulon in de Dacische tijd werd de nederzetting in de 2de eeuw na Christus, na de verovering van Dacië door de Romeinen, door de nieuwe overheersers ingericht als hoofdstad onder de naam Apulum. In de 10de eeuw was het de beurt aan de Hongaren om er de hoofdstad van hun rijk te stichten en om er een eeuw later ook de eerste katholieke kathedraal te bouwen. Tot op de dag van vandaag is Alba Iulia overigens de zetel van de Rooms Katholieke aartsbisschop. Om de grove geschiedenisschets af te ronden: van 1541-1690 hoofdstad van het vorstendom Transsylvanië, tot de komst van de Habsburgers, die de stad de naam Karlsburg gaven. Op 1 december 1918 werd Transsylvanië door het Verdrag van Alba Iulia toegevoegd aan het koninkrijk Roemenië, een datum die sindsdien te boek staat als nationale feestdag.
Bijna een eeuw later heerst er bij de fortificatie een gezonde bedrijvigheid. Voor de restauratie is vijf jaar uitgetrokken; als alles goed gaat, moeten de werklui in 2016 hun materiaal opruimen. Na wat heen-en-weergepraat met ambtenaren blijkt dat voor de werkzaamheden in totaal 68 miljoen euro nodig is, beschikbaar gesteld uit Europese en nationale fondsen. Die injectie is vooral bedoeld om Alba Iulia zo aantrekkelijk te maken, dat het aantal bezoekers (momenteel amper 20.000 per jaar) naar een veel hoger plan wordt getild. Onderdeel van de plannen is ook een heuse toeristische campagne, onder de noemer ‘the other capital’, ‘de andere hoofdstad’.
Onze kennismaking met de Romeinen is bij een poort, waar een keizer en soldaat ons opwachten. Zij leiden ons rond over het complex en door het museum. Daar zien we een puntgaaf beeld, dat een paar weken geleden boven de grond is gehaald. Een andere lokale ontdekking doen we in het gasthuis, waar onder meer de droge Clasic Jidvei fetească regală uit 2011 wordt geschonken. Als de eerste tonen van I can’t get no satisfaction van The Stones opklinken, de ringtone van het mobieltje van onze soldaat, is het tijd om verder te trekken. Na 2016 – als alles af is – komen we zeker terug.
Costesti, fort in de bergen
Bergen, bossen, beekjes en bochten kenmerken de korte rit naar Costesti. Langs de weg staan opvallend veel aanduidingen van ‘pensiune’, vaak eenvoudige accommodaties voor de rondtrekkende reiziger. Het hooggelegen fort van Costesti is in alles een tegenpool van Alba Iulia: om de restanten te bereiken, moeten we eerst met auto’s zo’n twee kilometer over een stenige bergweg, tot het loket met een bijzondere Christusversiering, om daarna nog enkele honderden meters stevig bergop te wandelen. Rolstoelonvriendelijk? Neen, rolstoelonmogelijk!
Ter plekke moet je ook veel verbeelding hebben, om te zien hoe de toenmalige bewoners zich hier staande wisten te houden; de informatieborden in het Roemeens bieden in dit geval geen soelaas. Gelukkig weet de meertalige gids dat hier vroeger een complex met vier torens stond – twee speciaal voor observatie, twee ook als verblijfplaats – ter controle van de toegangswegen in de vallei. Voor wie Costesti binnenkort aandoet: maak een gezonde boswandeling over de heuvel zelf. De lucht in dit deel van Roemenië is bijzonder schoon, aldus de gids, want binnen een straal van 40, 50 kilometer is geen sprake van enige industrie van betekenis.
Sarmizegetusa, amfitheater en meer
Ulpia Traiana Sarmizegetusa is de volgende halte als het gaat om Romeins erfgoed in Roemenië. De restanten van het politieke, bestuurlijke en religieuze centrum van de Romeinse Dacië in de 2de en 3de eeuw liggen langs de DN 68 tussen Hațeg en Caransebeș, Oostblokdorpjes die in het niet vallen bij de omvang van de toenmalige vestingstad. Op 30 hectare was plaats voor een bevolking van 20.000 tot 25.000, die er onder meer over een amfitheater, een gladiatorenschool, tempels, een forum en thermen beschikte. De Goten hebben hun verwoestingen uiteindelijk zodanig uitgevoerd, dat vandaag de dag alleen in het amfitheater, het forum en enkele tempels de vorm van vroeger is terug te vinden.
Maar dat is allesbehalve een reden om Sarmizegetusa links te laten liggen. Geholpen door een goede gids krijgen we een beeld van de vakbekwaamheid en bouwkunst van de Romeinen, onder meer als het gaat om het verwarmen van gebouwen. Pronkstuk is ontegenzeggelijk het amfitheater, ontdekt in de 18de eeuw. Het geheel bood plaats aan 5000, 6000 mensen, verdeeld over drie rijen: de eerste/onderste voor de aristocratie, de tweede/middelste voor soldaten en militairen en de derde/bovenste voor het gewone volks plus vrouwen. Wat alle toeschouwers gemeen hadden, is dat ze gevechten wilden zien van dier tegen dier, man tegen dier en man tegen man. Van enige opwinding is vandaag in de arena geen sprake, of het moet de stevige palenka zijn die burgemeester/gastheer Mihai-Cornel Todoni in een naastgelegen bar schenkt.
Kille wellness in Hotel Afrodita
Op weg naar onze slaapplek in kuuroord Băile Herculane maken we kennis met donker en bochtig Roemenië. Hotel Afrodite blijkt een gebunkerd onderkomen op een heuvel, waar lokale treurigheid wordt gemixt met mondiale fantasieën. Bij het inchecken krijgt iedere gast een blauw polsbandje aangemeten, maar niemand kan vertellen wat daar de eventuele voor- dan wel nadelen van zijn. Geen van de baliemedewerksters spreekt een woord over de grens, een manager is in geen velden of wegen te ontdekken. Gelukkig kunnen we aan de wand wel aflezen, om het internationale karakter van Afrodite te onderstrepen, hoe de tijd in de hoofdstad Boekarest zich verhoudt met de andere wereldsteden Londen, New York, Tokio en Moskou.
In onze kamer treffen we op bed twee knuffelende zwanen aan, kunstig gevouwen van twee handdoeken. Vaste prik in menig wellnesshotel, al verwacht je dan ook warm water, maar dit keer niet in room 405. Dan maar even opfrissen en naar eetzaal 1. Die blijkt Olympische afmetingen te hebben, met een capaciteit van zeker 250 gasten, en dan ligt ernaast nog zo’n kanjer. Inclusief onze groep komen we vandaag niet verder dan 30, dus onverdeeld gezellig ziet zo’n ruimte er dan niet uit. Het eten is vleesrijk, smaakvol, maar overdadig. Het toetje wijzen we af, we willen graag voor 00.30 uur op bed liggen, om uitgerust om 7.15 uur te kunnen ontbijten. Na een heerlijke nacht in Afrodite, figuurlijk gesproken dan, wacht ons ’s morgen weer een koude douche, letterlijk gesproken. We hebben de designkraan werkelijk alle kanten opgezet, maar nooit warm water. Gelukkig brandt in de bus de kachel.