Bijbelse bergwandeling in Egypte
Het is nauwelijks nacht. Een volle maan verlicht de woestijn en duwt onze lange schaduwen voort over het stoffige pad. We zijn de voorhoede van een internationale groep wandelaars, die rond half drie is begonnen aan een klimtocht door de Egyptische woestijn. Ons einddoel ligt zeven kilometer verderop; de top van de Sinaïberg, de berg van Mozes. Op een hoogte van 2285 meter willen we boven de Sinaïwoestijn de zon zien opkomen...
De eerste honderden meters van de bergwandeling zijn gelukkig redelijk vlak, zodat ik een beetje kan wennen aan de niet-alledaagse situatie. De eerste kou dringt zich bijvoorbeeld al op, ondanks twee T-shirts, een trui met col, een jas, de dunne handschoenen, die vanuit Nederland per ongeluk in m’n jaszakken waren blijven zitten, en de muts, die ik daags ervoor voor vijf euro heb aangeschaft in een souvenirwinkeltje van hotel Morgenland.
Bedevaart
De eerste de beste passant wekt dan ook verbazing. We zijn juist het beroemde St.-Catharinaklooster gepasseerd of een Afrikaan op sandalen snelt ons voorbij. Hij blijkt de voorbode van een contingent Nigerianen, dat de tocht maakt uit religieuze overwegingen. Het atletisch vermogen van sommige bedevaartgangers is dermate indrukwekkend, dat ik me werkelijk moet vermannen om niet voor 120 Egyptische ponden – zo’n 15 euro – een dromedaris te huren om me naar boven te dragen. Zo’n opwelling verdwijnt gelukkig net zo snel als ze is opgekomen. Want dit wandelen heeft natuurlijk wel wat.
Het dal ligt al snel behoorlijk onder ons. Het grillige pad loopt gestaag omhoog, maar is nergens onverantwoord steil. Wel speelt de duisternis ons inmiddels parten, aangezien de maan dit bergachtige deel van het traject niet kan bereiken. Een struikeling of val is nooit ver weg. Rond drie uur houden we even halt, bij de eerste coffeeshop. Het is hoog tijd om het nachtelijke ‘ontbijt’ in de hotellobby, een kop koffie, aan te vullen met energiedrank en een kleine snack.
Monnikenwerk
Zonder problemen geraken we bij het laatste deel van onze bijbelse bergwandeling. Een trap van 750 treden, in de 6de eeuw door monniken in een periode van 50 jaar aangelegd, ligt nog tussen ons en de top. Ik neem het de bouwers geenszins kwalijk, maar het is in het donker echt spoorzoeken op de stenen van ongelijke grootte. Bovendien doet de stormachtige wind er alles aan om je van de berg te blazen. Soms kun je virtueel meeliften op medewandelaars, die kleine zaklampen bij zich hebben. Die hebben wij niet, het idee voor deze expeditie is de vorige dag in feite in een soort opwelling ontstaan. Maar Nederlanders hebben wel mobiele telefonie. En in het licht van mijn Nokia maak ik de laatste honderden stappen naar de top. Langzaam, want ik ben eerlijk gezegd in een file beland. ‘Wat is ganzenpas in het Nigeriaans?
Rond kwart voor vijf zijn we boven, na ruim twee uur stevig wandelen. De kou is moordend, de wind snijdend. Gelukkig staan er twee kerkgebouwen, die je een beetje tegen de elementen beschermen. Desnoods huur je een kleed, dat talloze verkopers je in handen proberen te drukken. En dan is het wachten voor het gezelschap Russen, Amerikanen, Nigerianen, Egyptenaren en het handjevol Nederlanders; wachten op de zon, die straks boven de rand van het gebergte moet verschijnen.
Djebel Moesa
Even tijd dus om het belang van deze piek te duiden. De Sinaïberg – of Djebel Moesa, Arabisch voor ‘berg van Mozes’ – is voor zowel joden, christenen als moslims een heilige berg. Op deze plek ontving Mozes, zo staat in Exodus 20:1, van God op twee stenen tabletten (‘tafelen’) de Tien geboden. Van die situatie kun je vele eeuwen later natuurlijk nauwelijks meer een fatsoenlijke voorstelling maken. De toeristen en bedevaartgangers verdringen zich nu bijkans om met hun camera’s, iPads en andere elektronica het eerste licht van de dag vast te leggen. Behalve dan bij de Nigeriaan naast me, die zijn handen gevouwen houdt en me zachtjes toevertrouwd: ‘Wat een hemelse ervaring…’ De opkomst van de zon is inderdaad zeldzaam mooi, al was het alleen maar omdat geen enkel voorwerp het beeld op het natuurverschijnsel ontneemt. Over de volle breedte licht de aarde langzaam op en, inmiddels minstens zo belangrijk, direct wordt ook de temperatuur iets draaglijker.
Klooster
Een kwartiertje later gaan we afdalen. Voor het eerst zie ik de route van de bergwandeling. De traptreden zijn forser dan gedacht, maar nergens ben ik dicht bij de dood geweest. Het uitzicht verandert met de minuut, want de stijgende zon trekt steeds andere banen op de wanden van het gebergte. De jas kan al snel open, de handschoenen uit. Bijna speels en baldadig lopen we dezelfde weg terug. Een sneller, doch gevaarlijker alternatief, laten we links liggen.
In het dal zien we voor het eerst het St.-Catharinaklooster in volle glorie en de parkeerplaats voor de dromedarissen, waar wel dertig dieren liggen te wachten op berijders. Rond half negen stappen we bij het hotel uit het busje, mooi op tijd voor de wandeling langs het ontbijtbuffet.