Eilandhoppen in de Cariben
Springen van plek naar plek, in korte tijd. Eilandhoppen is niet voor niets een populaire vakantiebezigheid. In Europa zijn rond dit thema Griekenland, Italië en Kroatië geliefd, daarbuiten zijn vooral de Cariben in trek om van eiland naar eiland te hoppen. Bijvoorbeeld als onderdeel van een cruise. Puur op reis deed op die manier een aantal bijzondere ontdekkingen.
Grand Turk: ezels en een maanlander
Met het arriveren van de Carnival Pride wordt het ineens behoorlijk druk op Grand Turk. Het cruiseschip zet zo’n tweeduizend mensen aan land; een behoorlijke invasie voor een eiland dat twee keer in ons Vlieland past. Maar niemand van de amper 3700 inwoners is daar rouwig om, want (Amerikaans) toerisme is een belangrijke bron van inkomsten.
Voor het ontdekken van dit stukje van de Turks- en Caicoseilandengroep huren we golfkarretjes. Al snel is duidelijk dat voor vandaag nauwelijks hoogteverschillen moeten worden overwonnen. Je kunt op deze zonnige dag werkelijk mijlenver kijken. En dat is vooral fijn omdat we met aparte verkeersdeelnemers hebben te maken: wilde ezels. Te pas en te onpas stappen die de straat op, alleen of in kleine groepjes. Ze vormen een bijzondere herinnering aan de periode dat op Grand Turk de zoutvelden nog in vol bedrijf waren.
Vlak voor Cockburn Town, de belangrijkste plaats op het eiland, ligt veel jongere geschiedenis op ons te wachten. Binnen een rotonde is een monument gebouwd met daarop een maanlander. Van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA komen we te weten dat die herinnert aan de ‘eerste bemande orbitale missie van de Verenigde Staten uit 1962’. John H. Glenn jr. was de piloot van het Friendship 7 ruimtevaartuig waarmee die op 20 februari werd uitgevoerd. Hij voltooide drie banen om de aarde, maar kreeg toen te maken met zodanige complicaties dat hij in de buurt van Grand Turk neerstortte. Voor controle verbleef Glenn enkele dagen in Cockburn Town. Vandaar dus die maanlander.
We weten niet wat hij van het plaatsje in de Cariben vond, maar een half eeuw later vinden wij het weinig bruisend. Een verzameling houten huisjes, een klein museum, een paar gelegenheden om souvenirs of een vroege cocktail te kopen. Maar… dat alles wel aan een boulevard die uitzicht biedt over een van de mooiste stranden van de Cariben. Daar kunnen we even verderop uitgebreid van genieten, want het terras van de Sandbar is gelukkig net open. Eten, drinken en zwemmen in een Caribisch schilderij, zoiets.
In het uiterste noorden vinden we het toeristische hoogtepunt van Grand Turk. De sneeuwwitte vuurtoren is als gebouw interessant, al kunnen we de trappen niet beklimmen. Wel zo jammer, want vanaf een meter of veertig moet het uitzicht indrukwekkend zijn. Dan maar wat dollars besteden aan wortels, om als echte toeristen de ezels eten te geven en wat foto’s van deze bezigheid te maken. De rest van de dag is voor strandbezoek. Wie graag zijn of haar badkleding achterwege laat, kan op het eiland best simpel een stil strand vinden. Wij vinden zo’n strook in het zuiden, waar je bovendien langs het rif heerlijk kunt snorkelen. Niet zo gek eigenlijk, dat veel cruisemaatschappijen dit kleine eiland geregeld in het vaarschema opnemen. Oh ja, dat zouden we bijna vergeten: de naam Turks- en Caicoseilanden komt van de Melocactus (Engelse bijnaam: Turk’s-cap cactus) en is een verbastering van de term caya hico die in de taal van de oorspronkelijke bewoners Taíno ‘eilandensliert’ betekent.
Saint Thomas: skyride en een kunstschilder
Werd Grand Turk in de 16de eeuw ontdekt door de Spaanse ontdekkingsreiziger Juan Ponce de León, Saint Thomas mag op het conto worden geschreven van Christoffel Columbus. De bekende inwoner van Genua ging er in 1493 als eerste Europeaan aan land. Na bijna twee eeuwen vooral als piratennest dienst te hebben gedaan in de Cariben, vestigden zich in 1657 de eerste Nederlandse kolonisten op het eiland, in 1666 gevolgd door Denen. In de vorige eeuw kwamen de Amerikanen in beeld. In 1917 werd Saint Thomas verkocht aan de VS, tien jaar later kregen de inwoners het Amerikaanse staatsburgerschap en in 1931 werd Charlotte Amalie de hoofdstad van de Amerikaanse Maagdeneilanden.
Sindsdien is er veel veranderd in dit deel van het Caribisch gebied, met name door de ontwikkeling van het toerisme. Zo is Saint Thomas een zeer gewilde pleisterplek voor cruisemaatschappijen. Als wij op een zonnige dag in februari bij Charlotte Amalie aanmeren met de Carnival Pride, worden we al snel daarna in de schaduw gelegd door de nog uitbundigere Celebration, het grootste schip in de vloot van Carnival.
Het zal niemand verbazen dat het een drukte van belang is bij de eerste toeristische hotspot in de directe omgeving van de haven: de kabelbaan naar Paradise Point. De skyride doet er een kleine tien minuten over om je een prachtig panorama te bieden over de baai en Charlotte Amalie. Wie geluk heeft en op een heel heldere dag komt, kan zelfs tot Puerto Rico kijken.
De wandeling naar het centrum van Charlotte Amalie is verkwikkend. Het historische deel is interessant, onder meer door Fort Christian. Het oudste en grootste fort van de Amerikaanse Maagdeneilanden is nu een museum. Meer eigentijds maar veel minder leuk zijn de vele winkelstraten, waarin ontelbare juwelierszaken via proppers naar de gunst van de cruisetoerist dingen. Het passeren van Gold Land, Chalet d’Or, Pandora Jewelry en Artistic Jewelry is nog een hele toer.
Bij een statig wit pand in Main Street – waar je nog wat Deense geschiedenis kunt voelen door af te slaan naar de Dronningens Gade of Guttets Gade – is het veel rustiger. De kapperszaak op zich is nauwelijks interessant, maar die is wel gevestigd in het geboortehuis van Camille Pissarro. De zoon van een welvarend koopman werd hier in 1830 geboren en zou zich vanaf 1855 met name in en rond Parijs ontwikkelen tot de wereldberoemde impressionistische kunstschilder. Jammer dat de kapper niet genegen is om ons de babykamer van Pissarro op de eerste verdieping even te laten zien. Het laatste halfuur van ons cruisebezoek aan Saint Thomas doden we met een Carib-biertje op een terras aan de kade, tussen de twee giganten van Carnival in. Morgen volgt een nieuwe ontdekking in de Cariben.
Saint Kitts: carnaval en een scheepsramp
Voor de impressie van Saint Kitts, dat samen met Nevis een eiland-duo vormt in de Caribische Zee, doen we een beroep op een plaatselijke taxichauffeur. Voor 30 dollar per persoon is hij bereid ons internationale groepje een halve dag over het groene, heuvelachtige eiland mee te nemen. Het rondje met de klok mee begint in Basseterre, waar de Carnival Pride rond zeven uur in de ochtend heeft aangelegd. De hele route op dit eiland in de Cariben loopt feitelijk steeds langs de kust, met links een boze oceaan. Want, en dat is voor ons een primeur, de zon heeft zich laten verdringen door wind en regen. “Maar dat duurt maar even, straks is het opnieuw prachtig weer”, voorspelt de bestuurder. En hij heeft gelijk, want als we Palmetto Point, Old Road Town, Halfway Tree en Sandy Point Tree zijn gepasseerd en de noordpunt bij Dieppe Bay Town ronden, is het weer helderheid en warmte troef. Terug in Basseterre duiken we in het nationale museum van Saint Kitts. Hier vechten vrolijkheid en verdriet om aandacht. Vrolijkheid, omdat aandacht wordt besteed aan het ontstaan van carnaval in 1957. Verdriet, aangezien wordt stilgestaan bij het slavernijverleden én bij het drama rond de ms Christena. Bij de ramp met de veerboot kwamen op 1 augustus 1970 liefst 233 opvarenden om het leven, vooral mensen van het eiland zelf. Er waren slechts 91 overlevenden. Onder hen is Oswald Tyson, die in 2011 in een autobiografie de tragedie op weg naar Nevis beschrijft. “De Christena was in slechte staat, op het onderste niveau stond altijd water.” Nadat het veer was gezonken, zag Tyson dat het bloed van de overlevenden haaien aantrok. “Die hadden volgens mij nog nooit iemand lastiggevallen, maar op deze verschrikkelijke dag kwamen ze als apen naar een mangoboom…” We zijn tijdens een cruise wel eens vrolijker aan boord teruggekeerd.
Antigua: beroemdheden en een strandtopper
Net als op Saint Kitts kiezen we ervoor om dit eiland in de Caribische Zee ’s morgens te verkennen aan de hand van een ervaren taxichauffeur. We doen dat vanuit Saint John’s, de hoofdstad van Antigua en Barbuda, waar ons cruiseschip ligt afgemeerd. Heuvelachtig en groen, met betoverende baaien en stranden: zo zouden we deze bestemming in de Cariben in het kort willen omschrijven. Niet voor niets zijn er nogal wat beroemdheden, die hier een onderkomen hebben of hebben gehad. Onze gids weet onder meer van Virgin-topman Richard Branson, Bond-acteur Timothy Dalton, auteur Ken Follett, acteur Robert Redford en talkshow-host Oprah Winfrey.
De middag richten we in om naar het strand te gaan. Eden Beach is een aanrader, zeker voor degenen die ook in de Cariben graag badkleding achterwege laten. Je vindt het fijnkorrelige zandstrand iets ten zuiden van Saint John’s. Bovendien bieden locals er gegrilde heerlijkheden aan, die je kunt laten vergezellen van een koel drankje. Paradijselijker kan het bijna niet.
Puerto Plata (Dominicaanse Republiek): nog een kabelbaan en veel parasols
De cruiseport Amber Cove in het noorden van de Dominicaanse Republiek is weer van een heel andere orde. Toeristische bezigheid alom, de taxi’s staan in dikke rijen te wachten om de cruisereizigers het land in te vervoeren. Veelal gaat dat direct in de richting van Puerto Plata of de Teleférico, volgens de plaatselijke autoriteiten ‘de enige kabelbaan in het Caribisch gebied’. Om een plekje in de skilift te kunnen bemachtigen, moet je wel geduld hebben. Wij kunnen pas na een kleine drie kwartier wachten naar boven, zo groot is het aantal toeristen dat de berg Isabel de Torres wil bestijgen. Allemaal om op 1190 meter hoogte een panoramisch uitzicht te hebben over Puerto Plata, maar ook om door de botanische tuin te wandelen en foto’s te maken van het beeld van Christus, een kleine versie van dat in Rio de Janeiro.
Beneden vraagt Puerto Plata om een bezoek. We laten ons afzetten bij Parque Central Independencia, in het hart van het historische centrum. Vooral smalle straten en kleurrijke huizen, die als interessante combinatie samenkomen in Umbrella Street. Hier hangen meer dan honderd parasols aan draden boven de straat, die hierdoor is uitgegroeid tot een zeer instagrammable plek. Hordes toeristen trekken er met hun gidsen doorheen, soms is er werkelijk geen doorkomen aan.
In de Catedral de San Felipe Apóstol uit 1770, gelegen aan eerdergenoemd parque, is het aanmerkelijk rustiger. En dat terwijl we, als we de plaatselijke media mogen geloven, in ‘een van de meest bezochte religieuze gebouwen aan de noordkust van de Dominicaanse Republiek zijn vanwege de historische en culturele waarde’. De geschiedenis in het kort: gesticht in 1502 als tempel van geïmporteerd hout; in 1863 verwoest tijdens de Restauratieoorlog; tussen 1929 en 1956 heropgebouwd; in 2003 getroffen door een aardbeving om in 2008 volledig te worden gerestaureerd. Nu is de San Felipe Apostelkathedraal een indrukwekkend voorbeeld van de moderne Victoriaanse bouwstijl, met name door de drie grote voordeuren en twee imposante klokkentorens. Dat laatste kunnen we constateren vanaf het tegenovergelegen terras van Marquisina 34, de aangename bar aan de Calle José del Carmen Ariza. En waarom noemen we deze gelegenheid zo expliciet? Ook vanwege de prachtige muurschildering van dansende mensen, die je zo heerlijk in de sfeer van de Cariben weet te houden.