Heen en weer in de tijd in Bath
Bath trekt jaarlijks zoveel toeristen dat alleen Londen deze strijd met de stad in het zuidwesten nog wint. Die belangstelling is terecht, want waar vind je eerlijk gezegd zoveel schatten op loopafstand? En dan hebben we het helemaal nog niet gehad over de Watsu! In de relaxruimte kan ik een glimlach niet onderdrukken. Achter die dunne muur dreef ik een paar minuten geleden, gestoken in een strakke zwembroek, in de armen van een onbekende vrouw, die mij al wiegend en masserend door het lichaamswarme water van het ondiepe zwembadje trok.
De schets is niet vervelend bedoeld. Integendeel, het was een geweldige, bijna spirituele ervaring, maar ik probeer slechts aan te geven hoe het tafereel er voor een buitenstaander moet hebben uitgezien. Een volwassen man met kleine drijvers om de kuiten, wiens hoofd net boven water wordt gehouden door een dame in badpak, die geduldig met haar slachtoffer door het water wandelt en hem onderwijl kneedt, kneedt en kneedt.
De Watsu of WaterShiatsu is heel bijzonder, zeker omdat de sessie plaatsheeft in Thermae Bath Spa. Dit bijzondere badhuis in het hartje van het Engelse Bath combineert niet alleen eeuwenoude bouwkunst met modern design, maar biedt de gasten via een vijftigtal behandelmogelijkheden ook het hele jaar door de kans te baden in natuurlijk, mineraalrijk bronwater. Elke dag komt er uit de drie bronnen van Bath bijna 1,2 miljoen liter (!) omhoog met een constante temperatuur van 46,5 graden, zo leert een bezoek aan het nabijgelegen Roman Baths Museum.
Regenwater
De Romeinen creëerden deze tempel en thermen zo’n tweeduizend jaar geleden rond de enige warme bronnen van Engeland en maakten er zo het mooiste kuuroord van Noord-Europa van. ,,Dit water moet tienduizenden jaren geleden als regenwater zijn gevallen’’, vertelt een gids met enige trots, ,,om via ingenieuze natuurlijke systemen nu warm op te borrelen in het centrum van onze stad.’’ Na het ineenstorten van het Romeinse rijk bleef hier eeuwenlang alles bij het oude, zou je kunnen zeggen. Pas in de 18de eeuw werd Bath, gelegen aan de rivier de Avon, een moderne badplaats, met name voor het rijkere deel van de bevolking. Vandaag de dag moeten de kleine 90.000 inwoners accepteren dat hun stad, die sinds 1987 op de Werelderfgoedlijst staat, na Londen de drukst bezochte toeristenplaats van Engeland is.
Wie de moeite neemt om een van de heuvels te beklimmen, ziet in de kom beneden een geblokte gemeenschap, waarvan de meeste gebouwen zijn gebouwd met een krijtwitte steensoort, de zogenoemde Bath stone. Dominant is de 18de-eeuwse bouwstijl, waardoor je je op veel plaatsen een vreemde tijdreiziger voelt.
Neem The Royal Crescent, de bijzondere ring van dertig mansions die architect John Wood tussen 1767 en 1774 realiseerde. Oké, nu staan er vooral Jaguars en BMW’s voor de deur, maar je hoeft geen rijke fantasie te hebben om schrijfster Jane Austen (1775-1817) hier te zien paraderen. En dat geldt eigenlijk voor meer plaatsen. De tijd lijkt geen grip te hebben op de majestueuze Bath Abbey, waarvan de eerste steen in de 7de eeuw is gelegd; op de bijzondere Pulteney Bridge (1773), die volgens velen de vergelijking met de Ponte Vecchio in Florence met verve kan doorstaan of op het Theatre Royal, waar ook wereldsterren met liefde neerstrijken. "Bath is een tastbare herinnering aan onze echte bloeiperiode,’’ zegt een Brit, die ik ’s avonds tref in pub The Raven in Queen Street.
En daarmee hebben we direct het andere gezicht van de stad te pakken, het eigentijdse karakter. Op een doorsnee zaterdag in maart zien we een massa Chinese toeristen; studenten uit binnen- en buitenland; twee bizarre straatartiesten die hun show in G-strings afwerken; ateliers vol kunstliefhebbers; Britten die allen op weg lijken naar een lunch in een pub of restaurant; vertegenwoordigers van de Bath Islamic Society and the Mosque die ‘bruggen willen bouwen voor wederzijds respect’ en stelletjes, die het jaagpad van de Avon hebben uitgekozen voor een intiem samenzijn.
Browns
Als de middag overgaat in de avond verplaatst veel vertier zich naar de alom aanwezige pubs of naar restaurants, die er in het centrum in alle soorten en maten zijn. Wij kiezen deze zaterdagavond voor bar/restaurant Browns in Orange Grove, gevestigd in het oude politiebureau aan de voet van Bath Abbey waar we eerder op het terras een heerlijke cappuccino hebben gehad. Nadat we keurig naar onze tafel zijn geleid, wordt ons geheugen direct op de proef gesteld. Rap doch routineus vertelt de ober welke gerechten deze avond ‘helaas’ niet meer voorhanden zijn. Ach, wat zou het! Eerst maar twee Britse biertjes. Helaas... Wel flesjes Amstel of een ons onbekende Italiaan. Dan maar de laatste... Overigens, het eten is goed en goed betaalbaar.
Het is niet meer dan een anekdote van onze korte kennismaking met Bath, dat gelukkig veel meer blijkt te zijn dan een goed geconserveerd openluchtmuseum. Met dank aan velen, maar vooral ook aan Harold Dull, de Amerikaan die in de jaren tachtig en negentig Watsu ontwikkelde in de warmwaterbronnen van Harbin Hot Springs in Californië. Zonder hem zou ik op een druilerige maandagmorgen niet als een god in warm water hebben gedreven, in de armen van een onbekende vrouw.