Op ontdekkingsreis naar Timimoun
‘Kamer met zeezicht?’ De receptionist is er één van het grappige soort, want hemelsbreed is in een straal van 875 kilometer geen strand te bekennen. De komiek werkt in hotel Ksar Massine in Timimoun, een oase in het hart van de Algerijnse Sahara. Het wordt kamer 28, op de eerste verdieping. Als we de luiken voor het smalle raam wegduwen, zijn we nauwelijks verrast door het uitzicht. Een verdrietige palmboom, een autowrak, wat woningen en verder zand tot zo ver het oog reikt. In grote lijnen het landschap dat we de afgelopen uren hebben gezien tijdens de busrit vanuit Adrar, waar we eerder op de dag zijn geland.
Onze reis wijkt behoorlijk af van die van de massatoerist: geen directe vlucht naar de vakantiebestemming, een korte bustransfer en dan zorgeloos eten, drinken en feesten, dagen dan wel weken achtereen. Om Timimoun te bereiken, vliegen we eerst met Alitalia van Amsterdam via Rome naar Algiers. Na een nachtje Hilton in de hoofdstad pakken we een binnenlandse vlucht met Air Algérie naar Adrar, waar de bus klaar staat voor de laatste etappe. We zitten al snel op de N5, een tweebaansweg met aan weerszijden leegte, die we na een klein uurtje verruilen voor de N51, een vergelijkbare strook asfalt. Het is op deze weg dat iemand, letterlijk in the middle of nowhere, een bord in de rechterberm heeft neergezet met daarop in schilderachtige letters ‘Ghardaïa 780’.
Betoverend decor
Timimoun ligt gelukkig veel dichterbij. Al bij het binnenrijden, voel je dat dit een bijzondere bestemming is. De okergele huizen, de palmbomen, de hoofdstraat vol handelsgeest en andere hectiek; dat alles in een decor met gigantische zandduinen. We kijken uit op de Grand Erg Occidental, de westerse zandzee, na de Grand Erg Oriental de grootste van Algerije. In dit meest onbewoonbare deel van de Sahara valt jaarlijks niet meer dan 25 centimeter regen, hier vind je geen nederzettingen of doorgaande wegen. Om een indruk te geven van de grootte: de Grand Erg Oriental, de oosterse woestijn met zandduinen tegen de grens met Tunesië, is zo’n 600 kilometer breed en beslaat van noord naar zuid ongeveer 200 kilometer.
Ingenieuze irrigatie
In zo’n gortdroge omgeving weet Timimoun te overleven, met gratie. Een belangrijk onderdeel van het bestaan is de foggara: een ingenieus bevloeiingssysteem met ondergrondse kanalen, dat water uit hoger gelegen gebieden aanvoert. Waar het water aan de oppervlakte komt, wordt het land bevloeid. Om die reden vind je in deze oase ook een Palmeraie, een palmbos van behoorlijke afmetingen. Het groengebied met naar schatting 400.000 palmen ligt even buiten het centrum, je hoeft door de oude stad alleen maar de bordjes in de richting van de camping te volgen… De beloning is een koel, schaduwrijk bos, waarin de woongedeelten van elkaar worden gescheiden door hoge lemen muren.
Handjevol buitenlanders
Nu is koel in dit deel van de wereld natuurlijk betrekkelijk. De gemiddelde temperatuur in Timimoun is overdag 31,8 graden Celsius, ’s nachts 16,3. In het algemeen moet je er in de maanden april, mei, september en oktober rekening houden met 30+, in de zomermaanden met 40+, waarbij augustus met gemiddeld 45 graden Celsius de uitschieter is. In december is een trui aan te bevelen, want dan kan het ’s nachts wel eens 6 graden worden.
Het laat zich raden, dat weinigen zich geroepen voelen om hoogzomer naar dit deel van Algerije te gaan. Nu is het sowieso met het toerisme in Timimoun een beetje stilstaan: vorig jaar kwamen er zo’n 15.000 Algerijnen, die gezelschap kregen van amper 4000 reizigers uit het buitenland.
Die bijna 20.000 bezoekers hebben één ding gemeen, als we de eigenaar van ons hotel mogen geloven. Ze worden als door een magneet naar de Grand Erg Occidental getrokken; voor een georganiseerde wandeltocht van enkele dagen, een foto-excursie van een dag naar het nabijgelegen zoutmeer of gewoon, om met een 4x4 even avontuurlijk over zo’n zandduin te rossen. Neen, dat laatste kan helemaal geen kwaad, de volgende morgen blijkt de wind alle diepe sporen te hebben uitgewist en ligt het duin er weer net zo smetteloos bij als de dag ervoor.
Maar je doet het stadje tekort, als je ook niet wat tijd stopt in het ontdekken ervan. Timimoun bestaat in feite uit twee gedeelten, die je het beste ’s morgens vroeg of tegen de avond (temperatuur!) kunt bezoeken. Het oude gedeelte, de Ksour, is vooral interessant vanwege de bebouwing: huizen in rode steen, in een vorm die bekendstaat als ‘Soedanese architectuur’. Het nieuwere gedeelte is opgezet door de Fransen, in de tijd dat Algerije nog een kolonie van Frankrijk was.
Kamelenkoppen bij de slager
Een aanrader is de dagmarkt, langs de hoofdstraat. Je komt langs slagerijen, waar kamelenkoppen en –poten als een soort garantiecertificaten op de grond liggen; stalletjes met groenten, fruit, zonnebrillen, toiletartikelen, kleding en nog veel meer en niet te vergeten langs barretjes en terrasjes, waar het leven wordt geleefd met koffie, thee of frisdrank. Het is op al deze plekken dat je kunt kennismaken met een vriendelijke bevolking, die ook geen schrik heeft voor een westerse fotocamera, uitzonderingen daargelaten.
Over dergelijke herinneringen praten we, kort na de adembenemende zonsondergang, in het zwembad van ons hotel. Achter de balie staat opnieuw onze grappige vriend. “Biertje?” klinkt het opgewekt als we later langskomen. Want hij weet net zo goed als wij dat die drank in deze moslimomgeving niet of nauwelijks te krijgen valt. “Neen, doe maar water. Dat lijkt ons hier heel toepasselijk….”