Rozengeur en sterren in de woestijn
In de omgeving van Ouarzazate, het Hollywood van Marokko, kun je dagtochtjes maken naar bijvoorbeeld de vallei van de rivieren de Draa en de Dades. Nog geen sterren genoeg gezien? Ga dan naar Berberburcht Ait Ben Haddou. De burcht, eigenlijk een klein stadje waar nog steeds circa 150 mensen wonen, kun je met recht ook een ‘filmster’ noemen. Ait Ben Haddou diende als achtergrond voor films als 'Jewel of the Nile', 'Sodom en Gomorra' en 'Jezus of Nazareth'. Onze gids leidt ons rond en vraagt of we met een van de bewoners een kopje thee willen drinken. De oudere vrouw waar we hartelijk ontvangen worden blijkt familie van de gids. Na afloop blijkt ze een kleine bijdrage aan haar gastvrijheid wel heel erg op prijs te stellen.
De geur van rozen
We gaan verder naar het rozendorpje el-Kâa in het dal van de rozen. We verwachten enorme rozenvelden te zien, maar niets is minder waar. De geurige en kleurige bloemen worden verbouwd op verschillende kleine stukjes land. Helaas blijkt de bloeitijd voorbij en zijn de meeste rozen al geplukt. We moeten het daarom doen met wat overgebleven bloemetjes op de landjes waar vrouwen takkenbossen bij elkaar harken. Gelukkig zijn er nog wel rozen, in de vorm van rozenblaadjes te zien in de coöperatieve fabriek in el-Kaa. Het hele dorp staat verder in het teken van de roos. Er is een rozencafé en natuurlijk talloze winkeltjes waar je rozenwater, rozenparfum en voorts nog allerlei crèmes en zalfjes kunt kopen waarin de roos verwerkt is.
Even naar Timboektoe toe?
Van de rozenstad rijden we door naar Zagora en de Zagora Duinen. Onderweg komen we langs de palmbomenoase ter wereld. In totaal staat hier maar liefst 160 kilometer palmbomen. In deze 'Oase de Palmyra' maken we een ritje op kamelen en vragen ons af hoe lang het wel moet duren om per kameel de woestijn door te komen. Hoe lang dat is zien we even later in Zagora. Het bord op de kruising geeft aan dat het naar Timboektoe nog 52 dagen lopen is. Gelukkig overbruggen wij de meer dan 200 kilometer van Ouarzazate naar bedoeïnenkamp Erg Lihoudi, onze overnachtingsplek, met de auto. Zo’n 5 kilometer voor het kamp stoppen we in een dorpje aan de rand van de woestijn waar een garagemonteur vakkundig de lucht uit de banden van de auto's laat lopen. En dan gaat het los…het verharde pad houdt op en de chauffeurs sturen de auto’s vakkundig over rotsen, keien en zand. Uit pure spelerij en gewoon omdat ze het kunnen zigzaggen ze met ons door het zand.
De ondergaande zon
Na een paar kilometer doemt in de kale zanderige een heuvelpartij met daarachter het kamp op. Eigenlijk zijn het er twee: een met bruine en een met witte tenten. Het bruine kamp is het onderkomen van een groep Australische toeristen, wij mogen ons vermaken in de witte tenten. In elke tent staat een tweepersoonsbed en achter een zeiltje een heus campingtoiletje. We gooien onze spullen neer, want we zijn net op tijd om de zandduinen op te rennen en de ondergaande zon te zien. En hoe mooi is het als er ook nog een berber met een paar kamelen in het avondschemer over het duin sjokt.
Wanneer we ’s avonds op kussens rond het kampvuur gedrapeerd liggen verschijnen er als uit het niets lekkere hapjes. En hoe ze het voor elkaar krijgen om midden in de woestijn een geroosterd schaap te serveren, compleet met schalen couscous en salades is helemaal wonderlijk.
's Avonds bij het kampvuur genieten we van de ijle muziek die onze koks annex verzorgers ten gehore brengen. Pogingen om te gaan slapen mislukken: het bed blijkt keihard, net als het kussen en overal zit zand. Maar ach, waarom zou je ook. Het is toch veel mooier om buiten in de kussens te hangen, met woestijn als een donkere jas om je heen en de heldere sterrenhemel als televisie boven je.
Als 's morgens blijkt dat de douches in de tenten niet werken is de relaxte invloed van de woestijn al merkbaar. Lachend halen we onze schouders op en nemen een poedelbeurtje bij de wasbekkentjes voor de tenten. Na een heerlijk ontbijt moeten we terug naar de bewoonde wereld. Hoe jammer, want we hadden best nog een paar dagen willen blijven om verder te ervaren hoe het niets doen in de woestijn zou zijn. Geen haast, geen telefoon, geen drukte, het doen met de dingen die je hebt. Met alleen maar woestijn, de sterren en de zandduinen. Die vanavond vergeefs op ons zullen wachten.
Overgang naar Marrakech
Van het niets van de Sahara naar de drukte van Marrakech is een bijna schokkende overgang. Gelukkig is Tichka pass lang en kunnen we tijdens de rit afscheid nemen van de leegte van de woestijn. In Marrakech wacht ons nog één toeristische attractie: de wereldberoemde medina. Ik houd het na een uurtje dolen door deze drukke winkelstraatjes waar iedereen door elkaar krioelt voor gezien en trek me terug op een hooggelegen terras vanwaar ik een prima uitzicht heb op het plein. Zo kan ik een beetje in afzondering kijken naar alles wat zich daar beneden afspeelt. Het woestijngevoel van rust en ruimte ben ik duidelijk nog niet helemaal kwijt!
De Berbervlag en vier keer buigen
Waarom maken moslims vier buigingen? Steek je hand op en buig 3 vingers en je duim als een rondje: zo krijg je de naam van Allah. Die vier vingers staan voor de vier buigingen.
De berbervlag is niet nationaal, maar cultureel. De bovenkant is kobaltblauw, wat staat voor zee en lucht, het midden is groen, wat staat voor de bergen en het onderste deel is geel, wat symbool is voor de woestijn. Het rode teken in de vlag staat voor een losgebroken/doorgesneden slavenketen.